Speelse nevengeul IJzendoorn

 

 

Nadenkend over de nevengeul

 

De stroom moet boven de minimum laagwaterstand stromen met een  gewenste snelheid, 0,3m/s in ieder geval.

Daartoe wordt via het inlaatwerk een maximum gerealiseerd door de dimensionering.

  • Punt van aandacht was de vraag hoe scherp de bocht moet/mag zijn Landschappelijk een punt ( wil je een bergrivierachtige stroom of een stroom die zich meer in het laagland voegt? Probleem: aantasting bomenrij. Tevens de vraag relatie tussen kosten versterking/effectiviteit.

Vraag is of de netto afvoer evenredig toe mag nemen met het debiet van de hoofdstroom; in dat geval zou de inlaat een aangepaste trapezoide vorm kunnen krijgen? Immers toename is niet recht evenredig. Bij hogere waterstanden evenredige toename stroomsnelheid nevengeul.

 

 

Enkele ontwerpeisen en oplossingen:

 

  • Door de gewenste minimum doorstroming zal het profiel altijd een bepaalde ondermaat hebben.
  • Opsplitsen van dat gegeven is geen probleem
  • Vanaf de helft kunnen we de bomengroep als een soort eiland vorm geven en de stroom opsplitsen in twee stroompjes; gedacht werd aan het gebruik van de ruim voorradige grindhoeveelheden om een eilandachtige structuur te vormen
  • Dieptes kunnen in de hoofdstroom uitgespaard worden voor tijden van zeer laag water.
  • Onderzoek WUR laat zien dat een van de belangrijkste voorwaarden voor een rijke ecologische  omgeving reofiele vissen e.d. de constante stroming is. Tevens zijn er diverse andere abiotische factoren te benomen: aanwezigheid organisch materiaal in de stoom, schut en schuilgelegenheid, zo veel mogelijk wind en water, overgangsbiotopen etc

Om deze ecologische voor waarden te maximaliseren gingen de gedachten uit naar in ieder geval:

  • Een “schaduwkant” aan de bomenrij met een steil talud dat dicht gaat groeien met wilgenopschot ( door hout/wortelhout aan de oever).
  • Een zonkant aan de kant van de weg met een oever die minder steil oploopt met een eventuele ondieper geultje
  • Kris kras in het gebied ondieptes en poelachtige situaties met als waarschijnlijk eindresultaat een situatie gelijkend op het wiel aan de andere kant van de weg ( riet)

 

 

 

 

 

Wat zeggen de wetenschappers  , toe en nu?   ECOLOGIE:

Belangrijkste lessen .

2012I: Nevengeulen, lessenuit de praktijk. https://www.landschap.nl/wp-content/uploads/2012-1_035-043.pdf

Lessen voor de toekomst

Op grond van de ecologische resultaten komen we tot de volgende aanbevelingen voor de inrichting van nieuwe nevengeulen.

 Locatie van geulen en systeemkenmerken

  • Kies ecologische doelen die passen bij de kenmerken van de rivier of het riviertraject, soms is dat niet een nevengeul.
  • Zet in gestuwde trajecten niet in op stroomminnende vis en macrofauna, maar op een rijke waterplantenbegroeiing. • Kies voor een geïsoleerde plas of strang als aan een

stromende nevengeul zoveel beperkingen kleven dat de omstandigheden voor stroomminnende soorten suboptimaal worden. Ontwerp van geulen

  • Geef de nevengeul de kans om zelf een natuurlijke oever te ontwikkelen: bied ruimte voor natuurlijke sedimentatie- en erosieprocessen. • Zorg voor gevarieerd habitat binnen de geul, door variatie in stroomsnelheid, substraat en oevers.
  • Heeft een nevengeul een reofiele doelstelling, laat de nevengeul dan ten minste 300 dagen per jaar meestromen met de hoofdgeul met een gemiddelde stroomsnelheid van 10 tot 30 cm/sec.
  • Nevengeulen zijn onderhevig aan netto sedimentatie. Maak bij het ontwerp van een nevengeul een plan voor morfologische monitoring en cyclisch beheer en onderhoud, voor het behoud van veiligheid en ecologische kwaliteit.

De laatste evaluatie is in volle gang  en levert bemoedigende resultaten! WUR/Twan Stoffers

 

https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0048969720364615?via%3Dihub

Samenvatting:

De ecologische doeltreffendheid van rivierherstelprojecten kan in de loop van de tijd veranderen, waardoor hun ecologische functie voor de beoogde soorten verloren gaat. Het doel van deze studie was om de rheofiele kraamkamerfunctie van herstelde uiterwaarden in de loop van de tijd te evalueren, door 30 jaar monitoringgegevens van 12 herstelprojecten in de Neder-Rijn te analyseren.

We veronderstelden dat de kraamkamerfunctie in de loop van de tijd zou veranderen, veroorzaakt door de gecombineerde effecten van afnemende stroomomstandigheden en successieprocessen die de heterogeniteit van habitats beïnvloeden. We ontdekten dat de geschiktheid van het kraamkamergebied voor rheofiele vissen bijna 4 keer hoger was in tweezijdig verbonden kanalen dan in eenzijdig verbonden kanalen, hoewel de responstrends van rheofiele vissen vergelijkbaar waren voor beide waterlichaamtypes. Deze responscurven vertoonden duidelijke optima met de leeftijd van het kanaal, voor de overvloed aan reofiele vissen op 13 tot 14 jaar na de restauratie, wat wijst op optimale kweekomstandigheden.

Aan de andere kant vertoonde de rheofiele soortenrijkdom een ​​gestaag afnemende trend met de leeftijd van de geulen, wat suggereert dat verouderende kanalen minder geschikt werden als kraamkamers voor de meeste rheofiele vissoorten. De aanwezigheid van permanente stroming bleek de belangrijkste drijvende factor te zijn bij het verklaren van zowel rheofiele visgemeenschapstrends als habitatopeenvolging in individuele herstelde kanalen. We hebben geen effect waargenomen van habitatheterogeniteit op de kraamkamerfunctie voor rheofiele vissen. Om optimale kraamkamers te creëren en te behouden in herstelde uiterwaarden van sterk antropogeen beïnvloede rivieren zoals de Rijn, stellen we een beheerstrategie voor waarbij cyclische verjonging door menselijk ingrijpen plaatsvindt, gericht op het herstellen van permanente stroming, met een frequentie van gemiddeld om de 15 jaar, afhankelijk van de snelheid van aggregatie en gerichte rheofiele soorten. We stellen ook een grondig onderzoek voor naar de relatie tussen habitatheterogeniteit en kraamkamersucces in uiterwaarden, als een volgende stap in de identificatie van geschikte kraamkamers voor reofiele vissen.

 

 

Veel genoemd wordt ook de publicatie “een nevengeul vol leven”:

https://puc.overheid.nl/rijkswaterstaat/doc/PUC_137993_31/

 

 

Kritische factoren zijn dus stroomsnelheid, bodemopbouw, vegetatie, restmateriaal.

Vissen:

er zijn verschillende “gilden” die een diversiteit aan leefomstandigheden nodig hebben  In voortplantingsperiode, larvenstadium, juveniel <1jaar, en opgroeifase. Dit varieert dus van de echte stroomminnaars tot de soorten die zich in diverse biotopen thuis voelt ( Snoekbaars etc)  tot de soorten die  deels in zout water leven ( bot) en de soorten als karper die stilstaand water believen maar om de zoveel tijd migreren.

Kritische factoren  waar mee te spelen valt zijn dan:

Opbouw en profiel geul:  stroomminnende soorten als barbeel paaien nu bovenstrooms op grindbanken, larven zakken af. Mogelijk paaien ze als de omstandigheden juist worden.

Richting:

  • geul opbouwen deels uit grind dat schoon zal blijven bij de 0,3m/s stroomsnelheid en in de overige gebieden waarschijnlijk deels verslibben.
  • Warme en koude kant maken;
  • Hoofdgeul laten opsplitsen en uitwaaieren.

 

 

Voorbeelden:

 

Macrofauna ( ongewervelden)

Voor de aanwezigheid daarvan is een gevarieerd milieu belangrijk.

Factoren die worden genoemd zijn:

  • Restanten houtig en ander organisch materiaal en planten zijn erg belangrijk:

Richting

Door te “spelen “ met diverse gradiënten , het achterlaten en eventueel ingraven van oud hout kan een goede start gemaakt worden!

Planten

Ontwikkeling van plantengemeenschappen kan lang duren, goed gaan of afwezig blijven. Literatuur geeft aan dat variatie in diverse factoren rond diepte en stroomsnelheid en peilfluctuaties er toe doen: In de aangetakte geulen bij de Waal is het lastig. In Gameren ging het goed ( houtig substraat/planten). Zie : https://puc.overheid.nl/rijkswaterstaat/doc/PUC_137993_31/

 

 

 

 

 

Landschappelijk

 

  • Zoveel mogelijk de dijk volgen!
  • Extra kronkeltje  in de Waardweg mogelijk? Zou mooi zijn.

Vanaf de ”landtong” als je meer  ruimte hebt ook hier richting van de dijk volgen, eilandje creëren, stroom splitsen “paai en beschermings” biotopen vormgeven

 

Gebied 1

 

  • Bocht inlaat bekijken
  • Kanaalachtig uiterlijk vermijden; kronkel van de dijken volgen zo mogelijk?
  • Profiel: Dijkzijde flauw/bezond Zandputzijde steiler, wilgen groeien door tot in de stroom
  • Opbouw mogelijk ook met grindachtig materiaal.
  • Oud hout ingraven hier vanwege smalte gewenst?  Eventueel aan de dijkzijde:

 

 

 

Gebiedje 2

 

Vanaf de landtong:

 

  • Profiel afwerken met grindachtig materiaal,
  • Vanaf hier “waaiert” hij uit
  • Bomengroep wordt eiland
  • Hoofdstroom opsplitsen onder voorwaarde dat we de snelheid niet te veel dempen,
  • Verdiepingen en verbindingen realiseren:

 

 

 

Ontwerp maakt diverse stroomsnelheden mogelijk  ( sneller ( 0,3-0,5m/s,  0,2-0,3m/s, 10-20 m/s <15 cm/s)

Profiel DP5

 

 

 

Een logisch beeld:

 

Diverse variaties denkbaar

 

 

 

 

Resttukken vormgeven als eilanden

 

 

 

 

 

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *